Waarom die Nijmeegse mevrouw met haar vergiet bot ving bij de Raad van State, is mij een raadsel. Of haar religieuze gevoelens oprecht zijn of niet, op de achterliggende gedachte dat zij iets niet mag wat anderen wél mogen, valt weinig af te dingen. In de wandeling staat zoiets bekend als discriminatie. Je zou zelfs staande kunnen houden dat een vergiet een bij uitstek religieus symbool is, aangezien de geschiedenis van bijna alle wereldgodsdiensten wordt gekenmerkt door vergieten. Bloedvergieten, welteverstaan.
Op televisie betoogde een godsdienstfilosoof dat het niet aan de overheid is om uit te maken wat een godsdienst is en wat niet. Op zich heeft ook hij een punt, al past daar wel een kanttekening bij. Aangezien die overheid zo welwillend is om officiële religies te subsidiëren via belastingvoordelen voor goede doelen en dergelijke, is enige waakzaamheid voor simulanten op haar plaats. Het gesodemieter met een seksclub die zich als Satanskerk voordeed, ligt nog vers in het ambtelijk geheugen. Maar zoiets kan alleen wanneer vadertje staat voor goedheiligman speelt.
Je zou je natuurlijk kunnen afvragen of zo’n voorkeursbehandeling nog wel van deze tijd is. Net als bijvoorbeeld de riante regeling voor het bijzonder onderwijs, waar ze prille kinderhersentjes vergiftigen met nepfeiten en naar onlangs bleek zelfs wel eens leerzame studiebezoekjes aan haatpredikers op het curriculum staan. Maar zulke vragen gaan het bevattingsvermogen van de hoogste bestuursrechter vermoedelijk te boven. Zeker zolang de via een slinkse sluipweg binnengeloodste steile protestant Donner nog aan de Kneuterdijk - what’s in a name? - de scepter zwaait.
Het is natuurlijk niet zo dat het godsdienstig leven uitsluitend uit gekazuifelde kindermisbruikers en baard- of boerkadragende bommenleggers bestaat. De nalatenschap van grote denkers en kunstenaars getuigt daarvan. Het grootste probleem van georganiseerde religie is dat zij de plicht, en daarmee ook het vermogen, van Jan, Marie, Moos en Mo Modaal ondergraaft om een eigen oordeel te vormen. Een wijzer iemand dan ik heeft zich ooit laten ontvallen dat religie het populairste excuus om niet na te denken is.
Daarnaast zet religie het altijd aanwezige wij-zij-gevoel extra aan. Wanneer de dichtstbijzijnde gemeenschap van andersdenkenden op zeven dagreizen afstand ligt, is de schade te overzien. Maar in de global community van vandaag, waarin je in een etmaal de hele aardkloot rond kunt reizen en zelfs een ingedommeld provinciestadje een dwarsdoorsnede van de halve wereldbevolking herbergt, ligt dat anders. Dan moet je niet te veel op je strepen staan, anders gaat er iets stuk.
Dat geldt trouwens net zo goed ten aanzien van fanatieke óngelovigen. We moeten onszelf in het westen dan ook niet te snel op de geseculariseerde borst kloppen en van de weeromstuit willekeurige moslims gaan bashen. Door een columniste van de ultieme Gooise kwaliteitskrant in beterekringenbargoens de huid vol te schelden, en met kopvoddentaksen te schermen terwijl je eigen schedelbedekking ook niet bepaald een schoonheidsprijs verdient. Het verhaal van een achterlijk christelijk meisje, dat in een godvergeten uithoek van Pakistan gestenigd dreigde te worden omdat zij een koran zou hebben verbrand, verschilt op de keper beschouwd niet zo heel veel van de Dreyfusaffaire van honderd jaar terug. Ook ditmaal was de dader een ‘vrome’ gelovige die zijn kans zag om wat ongelovigen uit te schakelen teneinde bij het management in een goed blaadje te komen. Die dader moet minstens zo achterlijk zijn geweest als de dupe. Maar onder gelijkgezinden valt dat dikwijls niet op.
Persoonlijk ben ik geen hoofddoekenfan, om dezelfde reden als La Halsema. Maar wie moord en brand schreeuwt vanwege een supermarktcaissière met een hoofddoek, mag wat mij betreft heel lang in een nog langere rij blijven staan. Zoals zoveel dingen is dat een kwestie van geven en nemen. Het wordt pas een probleem wanneer één partij alleen maar neemt en niets geeft. Wanneer diezelfde caissière het bijvoorbeeld verdomt om een fles wijn of een varkensrollade af te rekenen. Als je vegetariër bent, moet je niet in een hamburgertent werken, zeg ik altijd.
In een wereld waarin steeds meer mensen steeds minder mogen, zijn het de gelovigen in alle soorten en maten die gretig hun troefkaart uitspelen. Om aannemelijk te maken waarom zij vrouwen mogen besnijden en zich aan minderjarigen mogen vergrijpen zonder dat justitie zich erin mengt... voor wie in sprookjes gelooft. Dit gaat op den duur een beetje wringen. Temeer omdat degenen die op hoge toon een uitzonderingspositie voor zichzelf claimen, doorgaans beduidend minder inschikkelijk tegenover anderen zijn.
De hamvraag is of de overheid zo’n opstelling dient te faciliteren. Wat mij betreft niet, en al helemaal niet wanneer diezelfde overheid pretendeert neutraal te zijn. Al die grote en kleine splintergroeperingen die heilig zijn overtuigd van hun exclusieve gelijk, moet je niet te veel in die waan bevestigen. Aan de andere kant moet je ook niet zeuren over een tulband of hoofddoek wanneer je vindt dat een beanie of doodshoofdtatoeage wél door de beugel kan.
We hoeven geen misstanden te tolereren of te vergoelijken omdat iemand met zijn of haar versie van de eeuwige waarheid zwaait. Maar door anderen de vrijheid die we zelf opeisen niet te misgunnen, houden we het een beetje gezellig voor elkaar. En met al die verschillende meningen op een paar vierkante kilometer is dat geen overbodige luxe. Nu maar hopen dat ze een vergiet in mijn maat hebben. Komt altijd van pas als de pleuris uitbreekt.