Terwijl de wereld met ruim 7,5 miljard mensen (waarvan dik 17 miljoen in Nederland) zoetjesaan overvol raakt, wordt het in de microkosmos van ons hoofd steeds leger. De resulterende stilte ervaren we blijkbaar als storend, zodat die stilte op enigerlei wijze moet worden overschreeuwd. Anders gaan we rare dingen doen zónder na te denken. Zoals je ouwe school een bezoekje brengen met een kalasjnikov om je nek, of met een gehuurd bestelbusje op mensenmassa’s inrijden. Hoewel dit laatste naar verluidt ook een kwestie van verwardheid kan zijn.
Een van de meest effectieve manieren om het hiaat tussen de oren op te vullen, is geluid. Niet in de vorm van een gesprek, want daarvoor moeten de resterende grijze celletjes in actie komen, maar van een non-stopbombardement met muziek. De mogelijkheden daartoe zijn tegenwoordig ongebreideld. Tot zo’n honderd jaar terug was je aangewezen op je eigen instrumentale of vocale vaardigheden wanneer het aan middelen ontbrak om een strijkkwartet te laten aanrukken. Onderwijl zijn we via koffergrammofoon en transistorradio aanbeland in het stadium dat ook de minderbedeelde geen moment meer zonder hoeft te zitten. In de huiskamer staat uiteraard een tv van bioscoopschermformaat, geflankeerd door een geluidsinstallatie met een wattage waaraan Woodstock nauwelijks kon tippen. Gelukkig zijn veel rijtjeshuis- en flatbewoners zo attent om hun buren kosteloos van die overkill te laten meeprofiteren.
Ook menig bouwvakker tart onversaagd de wetten der natuurkunde bij zijn pogingen om met z’n gettoblaster vol arbeidsvitaminen het staccato gedreun van de pneumatische boor te overstemmen. In warenhuis of supermarkt schalt de muzak aan de lopende kassaband uit de luidsprekers, sinds een of ander marketinggenie heeft ontdekt dat zulks de kooplust bevordert. Je zou ook kunnen betogen dat het de doorloopsnelheid vergroot, maar het netto-effect is uiteindelijk hetzelfde.
Bij de kapper en in de wachtkamer van de dokter ben je evenmin veilig. En ook op straat, op een terras, in het openbaar vervoer en zelfs in de vrije natuur voert de stilte een verloren strijd. In het straatbeeld hebben walkman en iPod inmiddels plaatsgemaakt voor de alomtegenwoordige smartphone, die een collectie van duizenden nummers kan huisvesten. Mocht dat nóg niet genoeg zijn, dan bieden diensten als Spotify uitkomst. Het volume vaak op volle kracht, om de buitenwereld het zwijgen op te leggen. En om in de onderlinge wapenwedloop niet achter te blijven bij de belendende asociaal.
Zelfs de meest geluiddichte hoofdtelefoon is tegen zulk geweld niet opgewassen. Waardoor de enkeling in de treincoupé die níét is ingeplugd, onvrijwillig mag meeluisteren. In de auto zijn we uiteraard baas in eigen blik, en gaat de stereo vaak zó hard dat de vering spontaan meedeint. Terwijl ik dit schrijf, bonkt net een gemotoriseerde rapper langs met extra portie bas.
Ik ben de laatste om m’n medemens diens kunstgenot te misgunnen. Dat ik Chopin wat hoger aansla dan de modale jonggestorven dj, volkszanger of popmuzikant, is arbitrair en van ondergeschikt belang. De hoofdzaak is dat overdaad schaadt. We horen het allemaal niet eens meer, hoe ver we de volumeknop ook naar rechts draaien. Vraag een willekeurige smartphoneverslaafde wat de jukebox het afgelopen halfuur schaftte, en de kans is groot dat hij of zij zelfs één enkel nummer schuldig blijft.
De voornaamste reden is niet dat we onszelf lawaaidoof hebben getetterd - hoewel dat zeker meespeelt - maar dat we niet meer luisteren. De onophoudelijke stortvloed aan liedjes is tot het spreekwoordelijke muzikaal behang gedegenereerd. Maar met dat akoestische IJzeren Gordijn sluiten we ons ook af voor onze innerlijke gedachtewereld. Inmiddels staat wel vast dat multitasken funest is voor de concentratie. En niemand kan helder en ongestoord denken terwijl het gehoorkanaal 115 decibel te verstouwen heeft. Het boeit de meeste mensen niet meer - waarom laat zich raden. Dat ze met hun verslaving ook andermans rust aan flarden scheuren, legt zo mogelijk nog minder gewicht in de schaal. Ik zal de voor de hand liggende toespeling op dovemansoren maar niet inkoppen.
Zelf hield ik in mijn jonge jaren de disco voor gezien én gehoord nadat ik had ontdekt dat het met die pestherrie godsonmogelijk was om een gesprek te voeren. Indien je iemand had ontmoet die je graag wat beter wilde leren kennen, was deze optie toch wel een pre. Gebarentaal was nooit mijn fort, en ik ben nog van de generatie voor wie non-verbale toenaderingspogingen pas veel later in beeld kwamen. Maar de lezer had al bij het woord ‘disco’ begrepen dat ik met één been in de middeleeuwen en het andere in het crematorium sta.
Aangezien bewezen is dat langdurige geluidsoverlast tot gezondheidsklachten kan leiden, zou je denken dat de tijd rijp is voor regulering. Naast de meerokers mogen ook de meeluisteraars niet in de kou blijven staan. Her en der worden wat initiatieven op dit terrein ontplooid, zoals de stiltecoupé. Habituele treinreizigers weten dat dit een wassen oor is. Ook in stiltecoupés wordt naar hartenlust muziek gedraaid en luidruchtig gebeld. Wie daar wat van zegt, kan een grote bek krijgen - of erger... Bestaan er nog vijftigminners die lezen, overigens?
Misschien gaat de hardhorige lawaaiverslaafde op den duur de tevreden roker achterna. Maar voorlopig is het vechten tegen de bierkaai. Tegenover een uitstervende minderheid (waaronder ik) die wanhopig van andermans herrie kan worden, staat een steeds grotere groep voor wie juist stilte ondragelijk is. In een samenleving waarin het recht van de sterkste geldt, heeft de silent minority daar maar begrip voor op te brengen. Niet degene die overlast veroorzaakt, moet de knop leren omzetten, maar degene die overlast ondervindt. Een klassiek voorbeeld van de omgekeerde wereld. ‘The rest is silence’, zou Hamlet als eeuwige optimist concluderen. Was het maar waar...